De kosten om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad Celsius kunnen wereldwijd oplopen tot 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp) in 2050. Voor 2100 is dat geld echter terugverdiend.
Uit nieuw onderzoek van Wood Mackenzie blijkt dat de wereld de middelen, het motief en de mogelijkheid heeft om de opwarming van de aarde te beperken tot de grens van 1,5 graad Celsius zoals afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs. Die conclusie trekken de onderzoekers in het rapport ‘No Pain, No Gain: The Economic Consequences of Acceling the Energy Transition’.
Rijkere economieën kunnen juist profiteren
‘Er zullen tastbare economische consequenties zijn van een versnelde energietransitie’, stelt Peter Martin, hoofdeconoom van Wood Mackenzie. ‘Sommige economieën zullen de effecten meer voelen dan andere. Minder ontwikkelde economieën zullen tijdens de overgang waarschijnlijk een onevenredig hoge last dragen. Economieën die al dichter bij de netto-nuldoelstellingen zijn, zullen vanaf nu tot 2050 een kleinere economische impact hebben.’
‘Voor een paar gelukkigen hoeft de overgang helemaal niet tot economisch verlies te leiden’, vervolgt Martin. ‘Degenen die beter gepositioneerd zijn – doorgaans rijkere economieën met een sterke neiging om in nieuwe technologieën te investeren – kunnen er tegen 2050 zelfs van profiteren.’ Volgens de basisvooruitzichten van Wood Mackenzie zal de wereldeconomie in reële termen in omvang verdubbelen – van 85,6 biljoen Amerikaanse dollar tot 169 biljoen Amerikaanse dollar – tegen 2050. Het versnellen van de energietransitie zal hier onvermijdelijk verandering in brengen. Martin: ‘In ons 1,5 graad-scenario bereikt het jaarlijkse wereldwijde bbp in 2050 een waarde van 165 biljoen Amerikaanse dollar. Het cumulatieve verlies van 75 biljoen Amerikaanse dollar over 2022 tot 2050 bedraagt slechts 2,1 procent van de totale economische opbrengst over de periode.’
Voor einde eeuw terugverdiend
De onderzoekers stellen dat het versnellen van de energietransitie mogelijk is zonder grote verstoring van het traject van de wereldeconomie. Martin: ‘Na 2035 wordt een keerpunt bereikt. In ons scenario van 1,5 graad Celsius overtreft de mondiale bbp-groei het basisscenario. Verloren economische opbrengst wordt uiteindelijk voor het einde van de eeuw terugverdiend.’
Wat echter volgens Martin buiten kijf staat, is dat de economische impact van de energietransitie niet gelijkmatig zal worden gevoeld. Om de verdeling van de bbp-impact te bepalen, beoordeelde Wood Mackenzie landen op hun veerkracht tegen klimaatverandering en de impact van acties om deze te vermijden. ‘
Saoedi-Arabië versus Irak
‘Het minimaliseren van de economische schok van de energietransitie hangt af van diversificatie van de economische activiteit’, besluit Martin. ‘Sommige, zoals Saoedi-Arabië, hebben aanzienlijke financiële reserves om te investeren in niet-koolwaterstofsectoren. Andere, zoals Irak, doen dat niet. Irak is het land dat het meest kwetsbaar is voor de energietransitie, waarbij de inkomsten uit koolwaterstoffen (red. afkomstig van fossiele, ruwe olie) 95 procent van alle overheidsinkomsten uitmaken en de oliesector 36 procent van het BBP uitmaakt. Een versnelde energietransitie zou het bbp van Irak in 2050 met 10 procent verlagen ten opzichte van onze basisvooruitzichten.’